De wilde gagel groeit in moerasachtige gebieden van Noord Europa langs de Noordzeekust. Het gaat om een meerjarige, zomergroene struik met groeihoogten van 50-150 cm. Vanwege haar kruidig-aards, aan laurierbladen herinnerende aroma werden wilde gagel bladeren vroeger gebruikt als specerij. Betekenisvol is echter vooral het gebruik als bierspecerijen. Lang voor de invoering van de zuiverheidswet werd bier vaak met een mengsel van aromatische en deels bedwelmende kruiden gekruid, alsook houdbaar gemaakt. Deze bierstijl, het zogenaamde "Grutbier", heeft zijn naam te danken aan de gagel, die vroeger "Grut" werd genoemd. In Denemarken maakt men van gagel het geliefde gagel-snaps (Porsesnaps). De bladeren zijn bovendien een belangrijke voedingsbron voor de rupsen van de gewone heispanner, de roodbandbeer en de wolfsmelkuil. De bloemen zijn geschikt voor het geel kleuren van stoffen. Tegenwoordig staat de gagelstruik op de rode lijst van de IUCN, omdat zijn verspreidingsgebied - het moeras - door drooglegging en schaduw, net als de turfwinning voor potgrond ernstig wordt bedreigd.
Er zijn geen beoordelingen.
Bekijk a.u.b. onze privacyverklaring